Er zijn even geen tegenstanders en Rook kijkt of Onyx nog te redden is, met een genezend spreukje. Deze landt en Onyx opent langzaam één oog. Hij is lijkbleek en trilt helemaal. “Asmodeus heeft je blijkbaar nog steeds nodig – wakker worden, kereltje!”
Onyx staat voorzichtig op zijn benen en pakt zijn amulet vast. Het geeft hem - tijdelijk - wat healing, een soort buffer voor de volgende klap, die ongetwijfeld gaat komen! Zijn ogen vallen op het lijk van de kapitein en hij vrolijkt meteen op. Samen met Hai’A kijken ze hoe moeilijk het is om een lijk uit het blik te halen, op zoek naar wat leuks.
Tenminste, dat denkt Onyx. Het blijkt dat Hai’A andere ideeën heeft – hij snijdt het hart van de kapitein eruit en neemt een hap.
“Een waardige tegenstaander verdient de eer. En het geeft kracht.”
Bar geeft aan dat hij iets gehoord heeft en sluipt (zo goed als hij dat kan) weer naar boven. Daar ziet hij de deur schudden wanneer het harde klappen krijgt. Één scharnier begeeft het een beetje en de deur hangt scheef – Bar kijkt even door de kier en ziet een menselijke vorm in ijs-harnas, of een ijs-man. Hij is in ieder geval groot en sterk, met ijspegels overal uitsteken. Achter de ijsman staan soldaten in harnas. Bar probeert de ijsman te ontmoedigen met zijn speer maar het kaatst van zijn harnas af.
“Tijd om te vertrekken” denkt hij, en hij gaat weer naar de trap.
Beneden heeft Rook hetzelfde idee en hij roept tegelijkertijd, “Bar! Deze kant op!”
Licère loopt de hal op en luistert bij de deur naar de grote gang – ze horen voetstappen van gelaarsde voeten. Licère houdt zijn handen omhoog en signaleert, “Tien…” Bar springt van de trap af de smederij in, en landt met één voet op de grond en een knie op de open borstkas van Captain Barhold. Hai’A steekt zijn hand uit,
“Bar, hapje?”
[***geen idee wat Bar zegt… help?***]
Boven wordt zwaar op de deur gebeukt.
Licére opent de deur beneden, nog steeds in zijn guardkostuum. Verderop staan een viertal mannen met zwaarden opgesteld, met achter hen een rij boogschutters en daarachter ene vliegend standbeeld. “Hamer!” zegt Licère.
De mannen begrijpen het even niet en dan roept het standbeeld,
“Stap naar buiten en ga liggen, nu!”
Licère zwaait, roept en bukt weer terug de gang in. Om de soldaten heen ontstaat een bovennatuurlijk koude mist en de voorste rij zakken heel snel in elkaar. De tovenaar zwaait terug met een stokje en een vuurbal vliegt de gang in, waar het in de deurgang ontploft…
“BOEM!”
De boogschutters laten hun bogen vallen en schuifelen bibberend naar de deur. Ze trekken hun zwaarden onderweg en vallen de gebrande Licère aan. Onyx, Hai’A en Rook snellen hem te hulp.
“BOEM!”
Met een knal slaat ook de deur boven open – voetstappen en geschreeuw luiden boven en gelaarsde voeten stormen de trap af. De voorste figuur heeft full plate aan en draagt een zware schild en een gloeiend zwaard. Het is Lord Havelyn! Achter hem staat Father Donnagin, ook in harnas, en achter hen komen een boel soldaten aan. Bar reikt naar boven en valt de Lord aan, maar zijn slag wordt vakkundig gepareerd.
Zodra de Lord het slagveld beneden beschouwt stopt hij even. Hij wijst naar Bar met zijn zwaard en het punt gloeit op met zijn harde woorden,
“Hatelijke moordenaars! Leg nu de wapens neer en geef je over, dat je zielen misschien nog absolutie kunnen krijgen.”
Bar kijkt naar het zwaardpunt en laat zijn schouders zakken…
“Ik geef over…”
En dan rent hij weg, de hoek om.
“Jongens –de hoofdman, de cleric en een boel mannen komen eraan...o…”
Rook opent de deur naar de kamer van Kapitein Eddarley en maakt voor de actermuur, net voordat de tovenaar Tacitus, nog altijd in een Stoneskin, verschijnt achter de mannen in de deurgang. Hij laat een enorme web verschijnen in de gang en zet de rest vast.
|